|
Lo van Driel, Theo Janssen: Jan Noordegraafs 'voorlopig verleden' //––» 1-4//
Casper de Jonge: Sublieme taalkunde //––» 5-14//
Pieter A.M. Seuren: Apollonius Dyscolus en de semantische syntaxis //––» 15-24//
Theo Janssen: Bonitas intelligentis en charity bij interpretatie //––» 25-34//
Corneille H. Kneepkens: ... non est ratio assignanda nisi sola voluntas grammaticorum ... Johannes Synthen en het verbum impersonale //––» 35-44//
Anthony J. Klijnsmit: Spinoza's schooljaren en zijn kennis van het Hebreeuws //––» 45-54//
Gerrit H. Jongeneelen: Language and traductology in Spinoza's Short Treatise //––» 55-64//
Geert Dibbets: Ernst Zeydelaar en de taalkunde //––» 65-74//
Igor van de Bilt: Amsterdams gegaap en Vondels secterijtje. Adriaen Verwer en de taal van de Statenbijbel //––» 75-84//
Arjan van Leuvensteijn: Lambert ten Kates opbouwmissie: de Gemééne-lands-spraake //––» 85-94//
Gijsbert Rutten: Jan van Belle: didacticus, popularisator //––» 95-104//
Roland de Bonth: Hoe nader aan de bron, hoe onberoerder nat. Joan Fortmans Dichtlievende Mengelingen (1772) //––» 105-114//
Kees Versteegh: Taalkunde in de Catechismus van Arend Fokke Simonsz. //––» 115-124//
Ingrid Tieken-Boon van Ostade: The anonymity of Lowth's grammar //––» 125-134//
Kjell-Åke Forsgren: Kasusbegriff als deskriptives Problem in der Geschichte der deutschen Grammatik //––» 135-146//
Pierre Swiggers: Language classification and data collection in Americanist linguistics, anno 1826 //––» 147-160//
W. Keith Percival: Josiah W. Gibbs (1790-1861): An echo of Karl Ferdinand Becker in the New World //––» 161-170//
Lo van Driel: Dirk de Groot en de Nederlandse spraakkunst //––» 171-180//
Anne Dykstra: Joost Halbertsma's veldwerk voor het Lexicon Frisicum (1872) //––» 181-190//
Els Elffers: Georg von der Gabelentz and the rise of General Linguistics //––» 191-200//
Saskia Daalder, Ad Foolen: Waarde collega! Vijf brieven van C.C. Uhlenbeck aan Jos. Schrijnen //––» 201-222//
Marijke van der Wal: Nederlands leren in Zuid-Afrika: de aanpak van schoolmeester Hubertus Elffers (1858-1931) //––» 223-232//
Cecile Portielje: … voor mij een zeer grote aanmoediging … C.C. Uhlenbeck en E.M. Uhlenbeck over een 'phonologisch-structureel' proefschrift //––» 233-242//
Jan-Wouter Zwart: Views from the closet: Wobbe de Vries (1863-1942) //––» 243-254//
Henk Schultink: Nederlandse en Kopenhaagse grammatici halverwege de twintigste eeuw (1945-1960). Contouren van een autobiografesk tijdsbeeld //––» 255-267//
Arthur van Essen: A brief history of language awareness and kindred notions //––» 269-278//
Eva M. Tol-Verkuyl: Een controverse over taalonderwijs tussen C.H. den Hertog en J.H. van den Bosch //––» 279-288//
Els Ruijsendaal: Technische termen nader beschouwd //––» 289-298//
Frank Vonk: Rechtvaardiging van historiografische posities //––» 299-307//
E.F.K. Koerner: Jan Noordegraaf - An Appreciation //––» 309-312//
Register van persoonsnamen //––» 313-322//
|