Voortgang 13 (1992): 3-89323-414-4 | •••» Autorenverzeichnis |
• • •
•• bestellen •• |
H. Reeser: Potgieters tuchtiging van J. J. L. ten Kate. Gids-beginselen en Gids-kritiek //
Anne de Vries: De geschiedschrijving van de jeugdliteratuur // Simon Smith: ‘Der minnen cracht’. Over de thematiek van de Roman van den Riddere metter Mouwen // René Veenman: De Thebaensche Swaen. De receptie van Pindarus in de Nederlanden // H. Duits: De levens der doorluchtige poëten II. Kanttekeningen bij Geeraardt Brandts biografieën van Hooft en Vondel // L. F. van Driel: Eene geauctoriseerde tale. Adriaen Verwer, koopman, jurist en taalliefhebber // Peter Altena: ‘Liever een’ arent dan een ‘kerkuil’. Over Den Adelaar (1735) van Jacob Campo Weyerman, De Hollandsche Spectator (1731-1735) van Justus van Effen en de geschiedenis van de ‘weekelyksche schriften’ // Rob van de Schoor: De letterkundige kronieken van Wolfgang in De Nederlandsche Spectator 1883-1906 // J. Noordegraaf: Uit het verleden van een historicus. De taalkundige ambities van de jonge Huizinga // Dick Wortel: J. A. N. Knuttel en de perceptie van G. A. Bredero. Wetenschap en romantiek rond Bredero |